Turkmenistan - Reisverhalen
Dwars door de Karakum woestijn
In alle vroegte neem ik slaperig afscheid van de vrolijke patienten van
het psychiatrisch instituut van Ashgabat waar ik de voorbije dagen
logeerde.
Na wat onderhandelen weet ik een mashrutka te strikken dat mij wil
dumpen tenmidden van de uitgestrekte Karakum woestijn. Deze enorme
zandhoop vormt het onherbergzame hart van Turkmenistan en vult tachtig
procent van het grondgebied. Aan de grenzen van het land, bakenen de
Turkmeense steden in een grote cirkel het woestijngebied af.
Terwijl de laatste overheidsgebouwen, behangen met reusachtige posters
van president Turkmenbashi voorbijflitsen, rijden we de bewoonde wereld
uit. Binnen enkele jaren wil Turkmenbashi hier een dubbele drievaksbaan
en spoorlijn zien verrijzen, maar zover is het nog lang niet. Voorlopig
wordt de woestijn nog getemd door een schamel met zand overwaaid
strookje asfalt dat zich moedig een weg graaft door de zandduinen. Af en
toe passeren we een jeeptruck die denderend voortschrijdt door het barre
zand, op weg naar een geisoleerd dorpje links of rechts van de weg. Voor
hen is dit beetje asfalt een levensader, een navelstreng die hen linkt
met de bewoonde wereld, die hen de exotische vreugde van meloenen,
tomaten en meel schenkt. Water halen ze uit diepe putten in het zand,
waar onderaardse bronnen dit gouden vocht doet opborrelen. Het belang
van water voor Turkmenistan wordt onderstreept door een nationale
feestdag die "een druppel water is een gouden graankorrel" heet.
Turkmenistan is ook een der heetste streken op aarde. Als de temperatuur
in de hoofdstad Ashgabat in juni oploopt tot een zinderende zestig
graden, wordt je in de woestijn geroosterd door opwaaiende gloeiende
zandkorrels. Nu, in september, is het klimaat aangenaam vertelt de
chauffeur van het busje, het is vandaag 42 graden. In de winter wordt
het bar koud en verdwijnt de woestijn een zeldzame keer onder een dun
laagje sneeuw.
In Jerbent, een eenzaam woestijndorpje, verlaat ik het busje. Tussen het
zand liggen lemen huisjes verspreid, met ernaast hier en daar een
yurt-tent. Kamelen wachten geduldig in de verschroeiende zon om gemolken
te worden. Mijmerend zwalp ik over de zandduinen en tuur dromerig in de
verte, in de hoop een glimp op te vangen van de afgelegen yurtenkampen
die ik door mijn beperkte visumduur niet zal kunnen bezoeken.
Plots neemt een vriendelijke man me bij de arm en leidt me binnen in
zijn yurt. In dit traditionele huis van hout en kamelenhuid vleien we
ons neer naast een prachtig opgehangen tapijt, de bruidschat van zijn
huwelijk, vertelt hij me. Naast hun oeroude Akhal-Teke paarden, de
voorouders van de Arabische volbloed, zijn tapijten de grote trots van
de Turkmenen.
Terwijl ik hem aan de hand van mijn fotoboekje vol groene Vlaamse weiden
toon hoe wonderlijk de andere kant van de wereld eruitziet, dragen de
vrouwen een grote kom met ons middagmaal binnen. Ik wring mijn gezicht
in een beleefde hongerige glimlach terwijl ik de vettige brei keur, van
waarop een gekookte geitekop mij uitnodigend aankijkt. Hij pulkt de
beste brokjes van de schedel en legt ze met genoegen op mijn helft van
de schotel, waarop ik ze luid smakkend doorspoel met slappe zouterige
thee. Behulpzaam wijst hij naar een sliert darmen die ik in het geniep
probeerde te verdrinken in de met geitevet doorweekte broodsmurrie. Ik
bedank hem glimlachend voor de hint en slobber het ogenschijnlijk
genietend binnen, terwijl ik hem met mijn opgestoken duim vertel dat het
mij enorm smaakt. Een grote kom met verse kamelenmelk wordt
binnengebracht. Met een pollepel roomt hij het witte schuim van het zure
troebele vocht en giet het gul over het slagveld van geit en brood,
waardoor enkele flarden maagwand die ik discreet liet verdwijnen weer
komen bovendrijven.
Als we eindelijk door de vettige pap zijn geworsteld, bedank ik hem
genoegzaam over de buik wrijvend voor het lekkere maal. We glijden onze
handen over het gezicht om ook Allah te danken voor de rijkdom die hij
ons schonk. Om het eten rustig te laten zakken stelt hij voor dat ik
achterop de moto van zijn zoon omliggende gebied wat ga verkennen. We
vliegen met het veelkleurig verroeste vehikel roekeloos door de
zandduinen, terwijl ik luid boerend probeer de geitedarmen binnen te
houden.
Een halfuurtje later strompel ik dooreengeschud en blij deze helse rit
te hebben overleefd naar het huis om nog wat extra thee te drinken. Ik
vraag ze wat uit over hun eetgewoonten en informeer nieuwsgierig als ze
ook kamelenvlees eten. Ik begrijp hun antwoord niet goed, maar de vader
begint geestdriftig zijn mes te slijpen en ik probeer verschrikt dit
grote misverstand recht te trekken. Als ze me naar buiten leiden en
wijzen naar een kamelenjong, dat lief naast haar moeder staat, vrees ik
voor het ergste. Even later leiden ze het arme diertje weg van haar
droevig roepende moeder, binden het ruw de poten samen met touw en duwen
het, onder het door merg en been snijdende gehuil van de moeder, tegen
de vlakte. Lachend dwingen ze mij mee te helpen. Met mijn volle gewicht
kruip ik met de nodige tegenzin bovenop het wild tegenspartelende
diertje en kan het slechts met de grootste moeite bedwingen. Naast mijn
oren weerklinkt het enthousiaste geslijp van het mes. De vrouwen komen
me helpen het dier rustig te houden en grijpen de kop en poten in een
stevige wurggreep. De zoon haalt een gloeiende staaf uit het vuur en
duwt sissend een litteken in de nek van het kamelenjong. Opgelucht
begrijp ik dat ze me gewoon willen tonen hoe ze hun kamelen brandmerken
en kijk dan ook lachend toe hoe de vader een klein stukje van het oor
afsnijdt.
Na een theetje om te bekomen neem ik uitvoerig afscheid van hen en
schenk ze mijn vlijmscherp zakmes in de hoop zo toekomstig dierenleed
tot een minimum te beperken.
Even later stuif ik aan boord van een woestijntruck door het mulle zand.
In Darvaza, een stoffig woestijndorp dat weet te overleven in een
grauwgrijs maanlandschap, klauter ik uit het vehikel. Een lichte
zandstorm, waar de zon moeizaam als een witte bol doorheenpriemt, bedekt
de desolate omgeving met een surrealistische geelgrijze schijn. Naast
ieder zandkleurig huisje prijkt traditioneel de familieyurt. Mijn
verkenning van de omgeving duurt echter niet lang, want de bewoners van
het eerste huisje dat ik passeer leiden me vriendelijk binnen voor een
glas zoute thee. Ik neem plaats op het kleurrijk geitewollen tapijt en
begin verlegen een gesprek onder de glunderende ogen van vijf kinderen
en de fiere blik van hun met trotse rimpels overladen grootvader.
We praten wat over het harde leven in de woestijn en in Belgie, tot de
oude man plots uit zijn hemdzakje een ijzeren staafje opduikt waaraan
een zwarte massa is vastgeklit. "Heroin" vertelt hij lachend en nodigt
me vriendelijk uit voor een rooksessie. Ik bekijk geshockeerd de
omringende kinderkopjes die me aanmoedigend toeknikken. Na de Russische
vodka heeft nu ook de opium uit buurland Afghanistan zijn intrede
gedaan. Van een student in Ashgabat wist ik dat veel van zijn vrienden
heroine namen, maar had nooit verwacht er hier, in het midden van die
onmetelijke woestijn, als uitdrukking van gastvrijheid mee
geconfronteerd te worden. Diplomatisch weer ik zijn aanbod af, waarna de
ruwe gebarsten hand uitnodigend een langwerpig zakje met "nass" in
mijn richting houdt. Het is de groenbruine kauwtabakm die je overal op
de bazaars van Turkmenistan en Uzbekistan kunt kopen en die soms
versneden is met opium. Als ik beleefd ook dit aanbod afsla, duwt hij
droevig wat poeder met de handpalm onder de tong. Bang dat hij mijn
dubbele weigering zou interpreteren als kritiek op zijn gastvrijheid,
vertel ik uitvoerig hoe gelukkig ik ben zijn gast te mogen zijn en
hoezeer ik geniet van dit moment. Als een weidse glimlach opnieuw zijn
gezicht openrijt, denk ik dat mijn rechtzetting geslaagd is.
Het wordt langzaam schemerdonker en zijn kinderen leiden me uitgelaten
naar de woestijnweg, waar ik opeengeperst in een nokvolle cockpit een
lift krijg naar een truckerstheehuis, acht kilometer noordwaarts. In dit
godvergeten baanresto vul ik de tijd met Indische gevechtsfilms terwijl
uitgeputte truckers komen en gaan. Samen met enkele gestrande Turkmeense
reizigers wacht ik op de laatste mashrutka die in de late avond zou
passeren.
Als het minibusje rond middernacht eindelijk zijn opwachting maakt, laat
ik me vermoeid wegzakken in een van de afgerafelde zeteltjes, klaar voor
een lange ruige rit over het opgengereten asfalt dat leidt naar
Konye-Urgench.
Het hotel waaraan ze mij, een gat in de nacht overleveren ziet er van
buitenaf deftig uit, maar is binnen een ware ramp. In het complex van 50
kamers is geen druppel water te vinden, het toilet, een duister
bescheten gat bevolkt door vliegen, ligt op een kwartiertje wandelen aan
de achterkant van het gebouw, de deuren van de kamers kunnen niet dicht,
de ramen niet open. Een verstikkende hitte hangt dan ook in de
troosteloze kamer waar ik badend in mijn eigen zweet probeer te
overleven duppelgeplooid in het hopeloos doorlegen bed. En alsof het
luide gesnurk en de stinkende zweetvoeten van de Turkmeense trucker die
mijn kamer deelt nog niet voldoende zijn, wekt het personeel me elk uur
om een onduidelijkheid in mijn paspoortgegevens of een onbenullige
vraag. Vasberaden probeer ik de ogen dicht te houden. Morgen moet ik
immers fris en monter zijn om de medogenloze geldhongerige grenswachten
van de Turkmeens-Uzbeekse grens de baas te kunnen.
Ashgabat
Terwijl de luchthaventaxi het nachtelijke Ashgabat nadert, wijst de
chauffeur trots naar het helverlichte gouden beeld dat in de verte boven
de Turkmeense hoofdstad uittorent. "Nasha presideint !", "Onze
president", vertelt hij met een fiere glimlach.
Nyazov, de vroegere Sovjet-burgemeester, liet na de onafhankelijkheid
van Turkmenistan in 1991 zijn naam omdopen tot Turkmenbashi, hoofd van
alle Turkmenen. In 1999 werd hij president voor het leven. Hij is
populair bij de taxi-chauffeurs omdat hij, om de economie te bevorderen,
de benzineprijs op minder dan 1 frank per liter houdt. Een fles water
kost zo tien maal zoveel als dezelfde hoeveelheid benzine. Ook een
goedkope luchtvaart draagt bij tot de economie, vindt hij. Voor de prijs
van een Westerse hamburger (40 frank), koop je een ticket voor een
binnenlandse vlucht. Voor tien hamburgers brengt een stokoude Antonov of
glitternieuwe Boeing 717 van Turkmenistan Airlines je naar Frankfurt of
Bangkok.
De povere Sovjetblokken van de buitenwijken maken plaats voor een
Dubai-achtig stadscentrum met brede boulevards vol splinternieuwe
gepolijste overheidsblokken. De rijkdom van deze vierde wereldproducent
gas straalt er overtuigend van af. Het merendeel van de bevolking wacht
echter nog steeds op de auto die Turkmenbashi beloofde toen hij zijn
troon besteeg. Alhoewel gas, water en elektriciteit gratis zijn, is bij
een gemiddeld maandloon van 40 dollar het nieuwe Koeweit nog niet in
zicht.
Om de president te danken voor zijn vele weldaden dient elk bedrijf en
overheidsinstelling zijn gevel te sieren met een reusachtige poster van
hun volksheld. Vanachter het taxiraampje bewonder ik de enorme verlichte
foto`s die langzaam voorbijglijden. De redder van het vaderland prijkt
erop in diverse poses, nu eens gezeten op zijn troon, dan weer bloemen
in ontvangst nemend of gewoon stijf rechtop in zijn modern maatpakje.
Boven de borden staat in grote letters "Halk, Watan, Turkmenbashi",
"Een volk, een natie, Turkmenbashi". Ik kan me perfect de grote paniek
inbeelden die in 1997 uitbrak toen de president zijn grijze haren zwart
verfde en al zijn posters in allerijl moesten vervangen worden.
Na wat zoekwerk door een verdwenen Russische straatnaam, zet de
chauffeur me af bij het Psychiatrisch Instituut, waar de patienten de
lege bedden doorverhuren. De groene poort zwaait enthousiast voor me
open en Michael, een van de patienten, haalt me met open armen binnen.
Een stralende glimlach verbindt zijn blitse ogen. Bruisend van tomeloze
energie begint hij aan de rondleiding van de binnenkoer. Met wilde
gebaren zet hij demonstratief alle toestellen van de openlucht keuken in
werking en toont me nogal plastisch hoe ik boven het Frans toilet moet
balanceren. De andere patienten hebben ondertussen thee en honingzoete
meloen voor me klaargezet. Ze leiden me vriendelijk binnen in de TV-zaal
voor het avondnieuws. Ik voel me meteen thuis en laat me vermoeid
wegglijden in een van de ouwbollige zeteltjes.
Als het uur der waarheid is aangebroken, ga ik op het puntje van mijn
zetel zitten, benieuwd naar wat nieuws uit de wereld. Op de jingle
flitsen beelden van Turkmenbashi in alle mogelijke poses door de kamer.
In de rechterbovenhoek waakt zijn gouden profiel. De nieuwslezer kondigt
de belangrijkste gebeurtenissen van de dag aan. Gedurende tien minuten
vult de foto van een telefonerende Turkemenbashi het beeld, hij heeft
vandaag een vruchtbaar gesprek gehad met zijn Ukrainse ambstgenoot.
Terwijl mijn theeglas wordt bijgevuld bewonderen we Turkmenbashi die
handjes schudt op een bouwwerf. Daarna is deze ijverige man aan het
speechen tot een vergadertafel vol nederige aanbidders die zijn wijze
woorden gelaten neerpennen. Ik denk aan het eindvers uit het Turkmeense
volkslied dat alle voorpaginas van de kranten siert "At the moment of
my betrayal to my president, let my breath stop." en begrijp waarom er
geen levendige discussie losbarst. Terwijl ik nog een stuk sappige
meloen laat smelten op mijn tong, maakt de luide stem van Turkmenbashi
met een gevatte onliner voor een juichende masse een einde aan zijn
onemanshow.
Daarna is het tijd voor het weerbericht, 45 graden, zon. Het weer
voorspellen in een woestijnland als Turkmenistan lijkt me simpel.
Michael vertelt me echter dat de president begin dit jaar het loon van
de weerman halveerde omdat hij te veel foute voorspellingen deed.
Als de arme man zijn hopelijk juiste voorspelling heeft afgerond, kleurt
een wervelend folkoptreden het scherm. Turkmeense vrouwen in prachtige
gewaden en schitterende zilveren kronen dansen op traditionele muziek.
Tussen het spel van langhalsluiten door klinkt in het refrein
"Turkmenbashi, Turkmenbashi". De president is een fervent
voorstander van een nieuwe bloei van de Turkmeense tradities en heeft
daarom opera en ballet verboden omdat ze vreemd zijn aan de Turkmeense
cultuur. Om het Turkmeense volk zuiver te houden eist hij een
staatsbruidsschat van 50.000 dollar aan elke vreemdeling die een
Turkmeense vrouw de hand vraagt. Ik probeer te berekenen hoeveel kamelen
dit zijn.
In het avondvullend zang -en dansprogramma herken ik ook af en toe het
woord "Ruhnama", het boek dat Turkmenbashi schreef ter gelegenheid van
zijn 60ste verjaardag. Het is een spirituele tekst die het leven en de
gewoontes van de Turkmenen moet bepalen. Een overijverige journalist
schreef bij het verschijnen ervan een artikel "Het woord van de
profeet", waarbij hij zijn geliefde leider omschreef als een nationale
profeet die is neergedaald naar het Turkmeense volk voor het derde
millennium. Hij werd echter teruggefloten door de president zelf die
economische reacties uit de moslimgemeenschap vreesde voor het gebruik
van die Islamitisch geinspireerde terminologie.
Ondertussen is het middernacht geworden en de vrouwen blijven onvermoeid
doordansen en al zingend hun grote roerganger prijzen. Vermoeid kruip ik
onder de lakens en hoor de "Turkmenbashi"-gezangen langzaam wegsterven
terwijl ik indommel.
In de vroege morgen neem ik een spotgoedkope taxi naar de Tolkuchka
bazaar aan de rand van de stad. Met de uitgedroogde flanken van het
Kopet Dag gebergte in de achtergrond sla ik de overweldigende wirwar van
Turkmeense vrouwen gade terwijl ze hun felle geel-blauwe gewaden, zijden
hoofddoeken en gouden tanden laten schitteren in het eerste zonlicht.
Oude mannen met woeste onderbaarden en hun gladgeschoren hoofd
eerbiedwaardig verborgen onder enorme geitewollen hoeden, keuren de
koopwaar. Op deze reusachtige oeroude supermarkt is alles te koop van
ambachtelijke gereedschappen over kleurrijke klederen tot Sunny,
Panasoanic en Philibs radiootjes.
Tenmidden van het gewoel staat een groepje knappe traditioneel geklede
vrouwen opvallend niets te doen. Als ik ze nieuwsgierig passeer,
fluisteren ze zacht "dol-lar, dol-lar", en laten de "l" daarbij
sensueel lang tussen de lippen zweven. Slimme zakenvrouwen beheren de
Turkmeense zwarte markt, waar je een ongeloofelijke vijf keer meer
krijgt voor je dollars dan bij de bank. Ik smelt dan ook voor hun
onweerstaanbare charmes en laat me, mak als een lammetje, verleiden tot
een illegale transactie. Voor een schamel velletje van 10 dollar
schenken ze me een vijf centimeter dikke bundel briefjes van 5000 Manat
die ik schuchter om me heen glurend natel. Vanaf elk biljet kijkt het
gezicht van Turkmenbashi me vermanend aan.
Met de zakken uitpuilend van de Manats, koop ik wat verderop een glas
kamelenmelk van een oud vrouwtje. Terwijl ik met het zure vocht mijn
dorst les, bespied ik hoe families toekomstige bruidstapijten keuren. De
met dieprode stof geweven meesterwerken, die door de eeuwenoude handel
langs de zijderoute de misleidende naam "Buchara"-tapijten kregen
opgekleefd, stralen een heel hoge kwaliteit uit. Met een afbeelding van
de Turkmeense vlag, waarop de motieven van de vijf Turkmeense stammen
staan, slenter ik langs de prachtige tapijten en probeer uit de patronen
hun herkomst te achterhalen. Ik hoop dat de enkele tapijten met de
geweven beeltenis van Turkmenbashi geen mode worden.
Terug in het stadscentrum bezoek ik het reisbureau dat mijn
uitnodigingsbrief regelde om de verschuldigde 25 dollar te vereffenen.
Turkmenistan heeft een van de strengste visumreglementen ter wereld. Ik
mag van geluk spreken dat ze mij als individuele reiziger nog een
uitnodiging hebben gegeven, vertelt Lena, de charmante zaakvoerster.
Nadat Turkmenbashi begin dit jaar weet kreeg van enkele negatieve
artikels die in het buitenland over hem waren verschenen, mogen
journalisten het land niet meer in. Elk reisbureau dat durft een
toeristenvisum te leveren aan een journalist, zal zijn licentie
verliezen, dreigde hij razend. Omdat ze bij een aanvraag niet kunnen
weten als het om een als toerist vermomde journalist gaat, staan de
reisorganisaties heel weigerachtig om nog voor individuele reizigers een
uitnodiging te schrijven. Lena blijkt een intelligente vrouw te zijn
die heel wat van de wereld heeft gezien en we hebben dan ook een boeiend
gesprek. Als ik het onderwerp op de president breng is ze uitermate
lovend. Sinds hij de KGB-sterkte vertwintigvoudigde tot tienduizend man
hebben de muren erg grote oren gekregen. Ondankbaren die hun grote
weldoener bekritiseren verdwijnen in alle stilte.
In een nabijgelegen park eet ik op een rustig terrasje een shashlik van
de barbecue terwijl ik genietend van de relaxe sfeer wat schrijf in mijn
notitieboekje. Plots staat de ober naast mij en vraagt argwanend "Ti
correspondeint ?", wantrouwig naar mijn boekje wijzend. Ik prevel iets
over kaartje naar mama en papa en moffel het boekje snel weg.
"Correspondeint" zijn is gevaarlijk in Turkmenistan.
Aan het Univermag Shopping Center ontmoet ik Shahla en Vladimir, een
koppel dat ik leerde kennen op het vliegtuig en met wie ik afgesproken
heb om een stadswandeling te maken. In de droge woestijnhitte slenteren
we onder het toekijkend oog van de vele beeltenissen van de Turkmeense
burgerheld door de steriele lanen, waaruit alle leven lijkt weggezogen.
De stad staat vol stenen, bronzen en gouden beelden van hun oppermachtige
clanleider. Vladimir zegt dat Turkmenbashi in zijn beginperiode de hoofden van
de vele Leninbeelden liet vervangen door zijn hoofd. Nu is er blijkbaar geld
genoeg voor nieuwe beelden. Op de recentste beelden glittert hij als een wijze
man vanop zijn troon het land behoedend voor oorlogen en de medogenloze maffia
waaronder zovele andere ex-Sovjetrepublieken nu lijden.
Vladimir is een van de vele Russen die is achtergebleven in Asghabat.
Hij laat me voorzichtig, maar overduidelijk uitschijnen dat hij niet zo
opgetogen is met de nieuwe president. In de tijd van de Sovet-Unie was
alles beter, toen had iedereen werk. Nu schuimt hij als werkeloze kok de
leegstaande hotels af in de hoop er een baantje te vinden.
In een park bewonderen we een soort Maria-beeld met een gouden baby in
de armen. Shahla vertelt me dat het ter nagedachtenis is aan de moeder
van Turkmenbashi die omkwam in de allesverwoestende aardbeving die
Asghabat in 1948 trof. De moordende tien punten op de schaal van Richter
beefden de stad in luttele seconden met de grond gelijk, meer dan
honderdduizend doden onder het puin begravend. Het gouden mannetje,
Turkmenbashi, werd als bij wonder gered uit deze verschrikkelijke
natuurramp. Een eind verderop wordt zijn mirakuleuse redding uitgebeeld
als een reusachtige mythologische stier die een gouden baby tussen zijn
hoorns houdt. Naast dit beeld staat een hypermoderne eifeltoren,
waarboven het gouden beeld prijkt, dat ik uit de taxi kon zien
schitteren. De grote volksheld is erop afgebeeld de zon en zijn rijk
omarmend. Het beeld draait mee met de zon. Een lift brengt ons aan de
voeten ervan.
Onder ons zien we een enorme bruisende watermassa, wat de grootste
fontein ter wereld moet voorstellen, de ultieme overwinning van Asghabat
op de woestijn. Fonteinen zijn een hobby van de president. In het park
voor zijn bombastische paleis sproeit water met volle teugen. Het water
is afkomstig van het Karakum kanaal, de kunstmatige levensader die
Turkmenistan doorkruist en die bevoorraadt wordt door de Amoe Darja, de
rivier die vroeger het Aral meer vulde. Ik vraag me af wat de arme
bewoners van de oevers van dit opdrogende meer er van zouden denken als
ze deze verkwisting van het vloeibare goud zouden zien.
We drinken nog wat in een park, nemen afscheid na invallen van de
duisternis en even later wandel ik door het verlichte fonteinenpark
terug naar mijn instelling. Als ik op de groene poort wil bonken, bemerk
ik te laat de politieagent die uit het duister komt op me afgestapt. "Wat doe je hier ?", snauwt hij, "Waar is je hotel ?", "Passport !". Ik
overhandig hem het stempelboekje, waar hij tot zijn spijt niets fout kan
in vinden. Omdat het Instituut mij niet registreert en mijn verblijf er
dus illegaal is, vertel ik hem dat mijn vriend schijnbaar niet thuis is
en dat ik nu maar terugkeer naar mijn hotel. Ik loop door de donkere
straten het blokje om en sluip even later bang om me heen kijkend terug
naar de poort. De agent is gelukkig verdwenen en de vriendelijke lach
van Michael opent de deur die me in veiligheid brengt. Als hij mijn
verhaal hoort zwaaien zijn gebalde vuisten strijdhaftig door de lucht en
roept hij razend "Waar zijn ze ?", alsof hij de agent wil te lijf gaan.
Het Psychiatrisch Instituut betaalt trouw hun smeergeld aan de arm der
wet. Hun gasten moeten dus niet lastig gevallen worden.
Na de nieuwe goede daden van de president en de daaropvolgende knappe,
maar dure, Turkmeense folkloremeisjes te hebben bewonderd op TV, val ik
uitgeput in slaap en droom van _ hoe kan het ook anders _ Turkmenbashi.
Reisgids en Foto's Turkmenistan
Praktische
reis informatie over reizen naar Turkmenistan, accommodatie, bezienswaardigheden, transport en grensovergangen vind je in de
Reisgids Turkmenistan
Fotografie met photos uit Turkmenistan vind je op de
foto pagina Foto's uit Turkmenistan.