Reisverhalen
Home > Reisverhalen > > Arabische Emiraten reisverhalen
Arabische Emiraten - Reisverhalen

Over de Perzische golven

Dubai Emiraten Burj al Arab hotel by nightNa twee weken door de woestijnen en rotsbergen van de Arabische Emiraten te hebben gezworven, loop ik nog een laatste maal over de drukke aanlegkaai van Deira, het bruisende hart van Dubai. Pakistani gooien er kartonnen dozen, autobanden, kisten en zakken uit traditionele Dhows, de oude houten boten die al eeuwen op hoop van zege de Perzische Golf overvaren. Met hun rechte achtersteven en blauw geschilderde kajuit lijken ze een kruising tussen het fregat van Vasco Da Gama en een rommelige vissersschuit. Noeste kruiers manoevreren opgejaagd roepend de vracht op houten karretjes tussen de wriemelende mensenmassa door naar een van de duizenden winkeltjes waarop de rijkdom van de stad gebouwd is. Bij de elektrozaken observeer ik kooplustige Russen die hard onderhandelen met Iraanse winkeliers die handig in het Russisch pratend zoveel mogelijk dollarbriefjes proberen buit te maken. Zoals bij de oude Europese gildenbuurten hebben soortgelijke winkels zich in een moordende concurrentie bijeengeschaard. Van de elektronicawijk wandel ik via de specerijenmarkt en de goudsouq naar straten vol computers, klerenwinkels met de laatste Pakistaanse, Afrikaanse, Indische, Tadjiekse en Filipijnse mode, een Indisch steegje gespecialiseerd in Hindoebeeldjes, vooraleer even verder te worden bedolven onder de rammelende en toeterende kitsj van vijfhonderd meter kinderspeelgoed. Even sta ik verbaasd te kijken naar enkele uitstalramen vol Russisch bont, dat blijkbaar zelfs bij de zomerse 48 graden verkoopbaar is, alvorens me weer in de overweldigende koopgekte onder te dompelen. Tussen de multi-ethnische massa kopers bemerk ik heel zelden een Emirati, op zijn witte gewaad boven de hem omringende immigranten uit zwevend terwijl zijn vormeloos zwart gesluierde vrouw aan een onzichtbare ketting achter hem aandrijft. Af en toe struikel ik over het uitgespreide handdoekje met zonnebrillen, popjes, T-shirts en balpennen van een van de talrijke beginnende zelfstandigen die opgewonden roepend zich proberen overeind te houden in de wervelende kopersstroom. De Westerse luxemerken hebben zich stijlvol teruggetrokken in rijkelijke schoppingcentra in de buitenwijken waar Filipina`s, Egyptenaren en Libanezen de taxvrije waren aanprijzen.

Dubai is duidelijk de uitzondering op het Arabisch schiereiland, een stad die rijk is geworden door de handel en niet door de olie die elders voor de sandalen is geworpen. Maar hoe diep ik er ook over nadenk, op de vraag waarom al die handige Iraanse, Indische, Afrikaanse en Pakistaanse handelaars juist deze plek, omgeven door zand, hebben uitverkoren boven hun eigen land, vind ik geen antwoord. Die sluwe Arabieren moeten wel een heel slimme zet hebben uitgehaald om iedereen hierheen te lokken om dan als sponsor gretig hun percentje op te strijken. Om 16u, stipt op tijd stap ik de moderne Ferry Terminal van Dubai binnen en schaar me achter de overvol beladen karren van mijn medepassagiers. Terwijl de rijen wachtstoeltjes zwart zien van de vrouwen, duwen de mannen tergend langzaam de vracht voorwaarts in de richting van de douanescanner. Ze lijken de 200 kilo bagage die je mag meenemen op de overzet naar Iran letterlijk te nemen en hebben dan ook hun uiterste best gedaan om in Dubai het nodige gewicht bijeen te kopen. Een zwartgesluierde vrouw die drie zwaarbeladen karren met dekens, een waterpomp, een airco, enkele koffers, zakken en een stereoinstallatie met zich meezeult moet zelfs bijbetalen. Met mijn 40-literrugzakje word ik bijna verpletterd tussen de karren die boven mijn hoofd uit torenen. Ik hoop dat ze met al die bagage de boot niet tot zinken zullen brengen. Het zal in elk geval een gezellig rommelige drukte worden aan boord.

Arabische Emiraten Dubai, emiratis in theehuis in Dubai, aan gezellige overkant van water naast windtoren"Irak is een heel mooi land." weerklinkt het plots. Verbaasd kijk ik naar de snor die van tussen de kartonnen dozen die mijn ommuren is gekropen. "Irak ? Ik ga naar Iran." Het hoofd waaraan de snor vasthangt krimpt ineen tot een verbaasde troep rimpels en schuift de karren wat opzij. "Maar er is geen boot naar Iran, enkel Irak !". Ongelovig kijk ik om me heen en bemerk tot mijn schrik hoe alle gezichten die ik als Iraans had geidentificeerd zich plots omplooien in een Saddam Hussein grimas. Ongerust duw ik de Iraakse karren opzij en rep me naar het meisje dat me twee weken geleden het ticket verkocht. Ze is knap en zwart gesluierd met wat sensueel ontbloot hoofdhaar zoals Iraanse vrouwen dat goed kunnen. Haar diepe ogen staren me vriendelijk aan als ik haar bureautje binnen loop.

"Naar Iran ??", valt ze stomverbaasd uit de lucht en schiet dan onbedwingbaar in de lach alsof ik haar een vettige mop heb in het oor gefluisterd. Haar tedere handen grijpen naar de telefoon om de mop door te bellen naar een vriendin, met nog meer hilarisch gelach tot gevolg. Ze heeft prachtige ogen, maar het lijkt er sterk op dat ze met mijn voeten aan het spelen is. "Loop maar door", wijst ze me proestend de deur uit terwijl zoete tranen haar wangen afdruipen.

Na wat onzeker de ongelovige douane te hebben overtuigd dat er wel degelijk een boot is naar Iran bestaat, zijn ze bereid mijn bagage te inspecteren. "Is dat alles ??" Argwanend kijken ze rond als ik nergens een televisietoestel, ijskast of lading matrassen verborgen hou. Als ze zien dat de twee schamele rugzakjes werkelijk mijn volledige bezit vormen, schieten ze smakelijk in de lach. Ik lach een beetje mee om te tonen dat ik hun vriend ben, maar weet eigenlijk niet goed waarmee ik aan het lachen ben. De scanbediende is zo diep in het gelach verzonken dat hij zijn ontdekking van messen in mijn bagage vergeet. Ik bedenk dat de zakmessen die ik in India kocht en de enorme dolk die ik van een Omani cadeau kreeg geen ideale bagagestukken vormen bij grensovergangen. Een stewardesje gebiedt me plaatst te nemen op een wachtstoeltje van waaruit ik de eindeloze trein kartonnen dozen, koffers en luxegoederen bekijk. Als na een uurtje alle vracht voor Irak is ingecheckt duikt plots een man uit het niets op. "Ik ben Ahmed", schudt hij mijn hand, "heb je een GSM ?". "Nee". Hij zucht diep en verdwijnt even snel als hij gekomen is weer in het niets. Het hostesje brengt met het GSM nummer van Ahmed. "Bel hem binnen een uur of twee, je boot is nog niet aangekomen.". "Zijn er veel passagiers ?", vraag ik. "Nee, enkel jij.", zucht ze verlegen glimlachend.

Enkel ik ? Uit het lood geslagen bekijk ik mijn ticket waarop de foto van een riant cruiseschip schittert. Dit schip gaan ze wellicht niet voor mij alleen uit het dok halen. Maar wat dan wel ? Misschien is Ahmed nu bezig alle cargo`s en dhows aan het aflopen, zenuwachtig hopend een lift te vinden voor mij. Omdat ik een maand geleden zelf tevergeefs alle zeemanskroegen van Bombay heb afgeschuimd, overvloedig Indische zeebonken tracterend in de hoop met hen mee te kunnen naar Oman, begrijp ik hoe moeilijk hij het nu moet hebben.

Voor alle zekerheid ga ik me in de havenkroeg volsteken met vettige worsten. Voor 1 passagier zullen ze wel geen uitgebreid buffet voorzien. Voor de Filipijnse meisje aldaar heb ik tot hun ontgoocheling nu geen tijd.

wolkenkrabbers, skyline van DubaiAnderhalf uur later sta ik opnieuw in de Terminal. Omdat de GSM van Ahmed voortdurend bezet is begeef ik me naar het hoofdkantoor van de ferrymaatschappij waar ik Arash, de vriendelijke Iraanse baas tegen het lijf loop. Gastvrij heropent hij zijn kantoor en gebiedt me in zijn dieplederen ontvangstzetel het uur van de waarheid af te wachten. Hij houdt niet van Dubai. "In de vier jaar dat ik hier woon heb ik nog niemand een boek zien lezen. Niemand !", klaagt hij, "Arabieren hebben geen cultuur, ze zijn lui en respecteren hun vrouwen niet. Wij, de Iraniers hebben dit land opgebouwd !" Hij vertelt over de tijd toen zijn vader hier in de jaren `50 aankwam en een juwelenzaak opstartte. "Er was niets toen, een hoop zand, wat huizen zonder stromend water, geen ziekenhuizen, geen scholen." Plots flitst een glimp van Ahmed en zijn GSM aan het deurgat voorbij. Tegelijk springen we recht om aan mijn redder te vragen als hij een boot heeft gevonden, maar hij blijkt alweer in het niets verdwenen. Arash vervolgt zijn verhaal. In de jaren `60 kon zijn vader de Emiratische nationaliteit aannemen, maar hij weigerde. "Hij was te trots om zijn Iraans paspoort op te zeggen, maar heeft het zich achteraf beklaagd. Kijk maar hoe ons land er nu aan toe is.", zucht Arash. Zijn vaders` vrienden verdienen ondertussen zakken geld als Emiratische sponsor. Treurig bladert hij door de fotos van Persepolis en de monumenten van de Shah in mijn reisgids. Als ik hem iets vraag over de "Golf" verbetert hij me streng : "De PERZISCHE golf !", geprikkeld klopt hij op de letters die blauwe vlek op de kaart achter hem vullen, "De Arabieren spenderen miljoenen om de Perzische Golf in Arabische Golf te veranderen, maar zelfs Firdausi, de grote Perzische dichter, schreef 1000 jaar geleden al over de Perzische Golf !". En daarmee is het ultieme argument geleverd. Plots vliegt de deur open en komt Ahmed recht op me afgestapt."Kom", beveelt hij. Met de wagen schuren we door de loodswerven. Tussen twee reusachtige cargoschepen die spookachtig oplichten in de nacht houden we halt bij een enorme ferry.

Ongelovig wandel ik het wijdse ruim binnen terwijl de echo van mijn voetstappen wegsterft in de donkere leegte. "We wachten sinds acht uur op je", zegt de blonde Ukrainse stewardess terwijl ze haar helftje van mijn boarding pass afscheurt. "Ik wacht al sinds vier uur op jullie", antwoord ik glimlachend. Vriendelijk overhandigt ze me de sleutel van mijn kajuit. Zestig man crew staan te trappelen om me op mijn wenken te bedienen op deze zevendekker en ik voel me dan ook als een oliesjeik die een ritje maakt met zijn prive jacht. Het lijkt misschien wat gek om uit te varen voor slechts 1 passagier bedenk ik, maar eigenlijk hebben ze gelijk. Een ticket is immers een verbintenis die niet zomaar kan verbroken worden. Ik beloof van op tijd af te komen en zij beloven te varen, zo simpel is dat.

Terwijl de touwen worden losgegooid zwaai ik vanop de achtersteven naar de gierende banden van Ahmed`s auto die in het niets verdwijnt. "Irak 1000 passengers, Iran only you.", vat een Sudanese marinier de situatie samen. Ik hoop dat ze met de 50 Euro die ik betaald heb wat uit de kosten raken. Melancholisch kijk ik toe het logge schip langzaam de haven uitvaart. In de verte zie ik de verlichte contouren van de sierlijke Burj-Al-Arab, dat 320 meter hoge luxehotel dat als een stenen zeilschip op een kunstmatig eilandje is gestrand. Voor een gouden suitenacht in dit uit de hand gelopen Robinson Cruisoe hutje vergieten de rijken der aarde tot 20.000 Euro.

Vermoeid van de lange dag verken ik de donkere gangen vol lege stoelen en banken en voel me voor het eerst op deze reis echt alleen. Aan het eind van het triestige ijzer van de self service stap ik de verlaten bar binnen. Een eenzame duisternis vult de ruimte. Met mijn laatste restje opgewektheid over mijn promotie tot oliesjeik maak ik enkele Michael Jackson moves op de maagdelijke dansvloer en huil de Platters klassieker "Only youuuuuuuuuuu" in een denkbeeldige microfoon om dan lusteloos neer te zakken in een barkruk. Er is niemand om te entertainen, zelfs de crew ligt al in bed. Eenzaam ga ik op het buitendek de volle maan en de voorbijglijdende watermassa groeten. In de nachtelijke bries lijk ik gevangen op een spookschip, een gezonken scheepswrak dat weer aan het wateroppervlak is opgedoken om als een onrustige geest een roestige nachtelijke rit te maken. Het zou de Titanic kunnen zijn, maar de voorsteven ziet er anders uit dan deze waar Di Caprio en zijn liefje elkaar omarmden. Moedeloos slof ik naar mijn kajuit om er in het gezelschap van mijn dromen de nacht door te brengen.

`s Morgens word ik gewekt door een van mijn bemanningsleden die discreet op de deur klopt. De lange gangen vol lege kamers zien er nog even troosteloos uit als gisteren. Na wat te verdwalen op de verschillende dekken vang ik aan het eind van een gang een spoor van leven op. De stemmen blijken uit de officierslounge te komen waar ik vriendelijk op ontbijt onthaald word. De sympathieke Roemeense kapitein heet me welkom en aanhoort vol heimwee mijn avonturen in de Karpaten. Ludmila, het Ukrainse hostesje vertelt me hoe de pracht van Odessa herleeft in de lente na de harde winter als ze hoort dat ik daar vorig jaar rondzworf. De Goaanse kok aanhoort vol vreugde mijn complimenten over de Shark Tikka die ik in zijn dorp at. Allen wonen ze in de multiculturele smeltkroes Dubai en vertellen ze vol heimwee over hun geboorteland. En ik vertel hen over het paradijselijke Belgie en droom weg bij de gedachte aan groene vochtige weilanden, donker bier en zacht smeltende chocolade.

Na het ontbijt vat ik post op het buitendek en geniet van de warmte van de prille lentezon. Hoopvol speur ik het wateroppervlak af naar haaien en dolfijnen, maar bemerk tot mijn ergenis niets meer dan een zak vuilnis die nu en dan het scheepsruim wordt uitgezwierd. De Perzische Golf is zo al genoeg vervuild door lekkende olietankers en catastrofale olielozingen tijdens de Golfoorlogen. Enkele Afrikaanse dekschrobbers komen een praatje met me maken, "Zanzibar, dat is het paradijs.", vertellen ze terwijl hun ogen dromerig in het wateroppervlak wegzinken.

Bij valavond wordt de nabijheid van de Iraanse kust voelbaar in de gedaante van de vele kleine visserssloepen die dobberend de golven bevolken. Af en toe klieft een traditionele houten Dhow door de golven, beladen met een cargovracht kartonnen dozen.

Dubai Burj al Arab hotel verlichtIn het holst van de nacht meren we aan in Bushehr, aan de Iraanse Zuidkust. De kapitein en crew nemen afscheid van me en leveren me over aan de ontvangstdelegatie grenswachten. Opgewonden drummen die weg met mijn paspoort en laten een bewakende collega bij me achter in de bootreceptie om te voorkomen dat ik stempelloos voet aan wal zou zetten. Het is een schuchtere douanier die zachtjes sprekend wat houterig schoolengels op me uitprobeert. Verlegen stelt hij me indringende vragen zoals "Hou je van God ?" en "Wat vind je van onze president ?". Ik antwoord zoals zijn ideale schoonzoon dat zou doen. Als hij hoort dat ik nog geen Iraanse Rials heb, schenkt hij me gul vijfduizend Rial voor de taxi naar mijn hotel. Anderhalf uur later, om halfvier, komen de andere douaniers terug aangesneld. Ze kijken bezorgd. "We hebben alle hotels voor je afgebeld en alles is volzet. Er is een congres in de stad !". Terwijl ze opgewonden onder elkaar een oplossing voor me discussieren loop ik met hen de ferry uit en word overvallen door de gietende regen die de cargokaai overspoelt. Amir, de plaatselijke vertegenwoordiger van de ferrymaatschappij weigert me naar het busstation te laten gaan om er op een bank het daglicht af te wachten. "Het is veel te koud daar, kom mee naar mijn kantoor, ik hou het wel voor je open tot aan de dageraad." Gastvrij trakteert hij me op thee en koekjes en geeft me met de auto een sightseeing tour van de nachtelijke havendokken die glimmen in het oranje natriumlicht. We bezoeken de vriendelijke havenpolitie waar ik opnieuw een glas thee krijg volgeschonken alvorens ze me bij het eerste licht met de politiejeep een lift geven naar het busstation.

Amir, die zeker wil zijn dat alles in orde komt met mij, vergezelt me door de spekgladde straten. "Wat eet je graag voor ontbijt," vraagt hij me uitnodigend, "osh, abgusjt of masht ?" Het klinkt allemaal even lekker en met de zelfverzekerde glimlach van een doorwinterde reiziger antwoord ik overmoedig "Ik eet alles graag."

Bij het ontbijthuisje slik ik angstig mijn woorden weer in. Een tiental oude mannetjes slobbert er vanop krukjes geitepoten en vettige geitenekslierten binnen en peuteren tussendoor duistere brokjes uit een gekookte geitekop. Het enige alternatief is een grote ijzeren kuip waarin een dikke bruine pap ligt te blubberen. Vliegensvlug informeer ik naar de naam van de pap, osh, om daarop de culinaire kwaliteiten van de brei de hoogte in te prijzen. Alhoewel iedereen ervan overtuigd is dat de kop delicieus is en ik ze absoluut moet proberen, lukt het mij uiteindelijk een kom osh en enkele lappen Iraans brood voorgeschoteld te krijgen. Terwijl ik onder het toekijkend oog van Amir de kwak bruine pap opsmak, word ik voortdurend belaagd door omliggende grijnzende stoppelbaarden die proberen een vettige geitepoot of een stuk onderkaak in mijn bord te gooien. De schrik bekruipt me als ik bemerk hoe plots vanuit de bruine massa kleine vleesbrokjes komen bovendrijven en beginnen rondjes te zwemmen in de vetkringen. Op mijn tanden bijtend probeer ik zo weinig mogelijk te denken wat het overschot van vlees is in een restaurant waar geitekop en poten als ontbijtdelicatesse worden geserveerd.

Na dit toch wel stevige ontbijt helpt Amir me bij een zwarte geldtransactie en zwaait even later mijn boemelbus naar Shiraz uit. Terwijl de lekkende bus langzaam voldruppelt zink ik vermoeid weg in de zachte rode zetels.



"Njet duplicatse, eto originalna !"

Dubai, het "shopping paradise" klonk als een tegenstelling, maar nu ik hier ben ziet het er beter uit dan verwacht. Je vind hier niet enkel de peperdure haute couture en diamantenwinkels voor oliesjeiks, maar gewoonweg alles wat je maar kan inbeelden. De hele stad lijkt te bestaan uit kleine winkeltjes waar Indiers en Pakistani kleren, tax-free elektronica, sanitaire installaties, reiskoffers, mariabeeldjes, plastic bloemen, generatoren, teddyberen, naaimasjienen, .... verkopen.
De Russen zijn massaal neergestreken in dit nieuwe Mekka en onderhandelen in hun slonzige training met de Indische verkopers die vlot in het Russisch hun afbiedingspogingen proberen te ontkrachten. Op dit ogenblik email ik vanuit een shoppingcenter dat zich gespecialiseerd heeft in Russische bontjassen. De twintig winkels vol bont en Russische opschriften zijn een vreemd zicht in deze stad waar het `s zomers een eind in de 40 graden heet is.
En na een hele dag rondwandelen ben ik nog steeds aan het uitzoeken hoe de Emiratis er nu uitzien. Veel heb ik er in elk geval nog niet gezien. Terwijl je in Oman nog kon opmerken dat er veel Indiers rondlopen, zie je hier bijna enkel maar Indiers. Af en toe valt plots een gesluierde Arabier op tussen de Indische massa, maar of dit nu die Emirati is die ik zoek weet ik niet. Het kan evengoed een Saoudi op koopjesjacht zijn.
5 februari 2002 vanuit Dubai, Verenigde Arabische Emiraten



Reisgids en Foto's Arabische Emiraten

Praktische reis informatie over reizen naar Dubai en de Arabische Emiraten, accommodatie, bezienswaardigheden, openbaar vervoer en grensovergangen vind je in de Reisgids Emiraten
Fotografie met photos uit Emirates en Dubai vind je op de fotopagina Foto's uit de Verenigde Arabische Emiraten