Georgië - Reisverhalen
Update maart 2007: Er is 
  
  
  veel veranderd in Georgië sinds de Rozenrevolutie van 2003 waarbij president
  Shevarnadze moest plaatsmaken voor Michail Saakasjvili. De extreem corrupte
  verkeerspolitie, die hieronder nog beschreven wordt, werd op straat gezet en
  vervangen door een volledig nieuwe en veel eerlijker politie. Bijna honderd
  corrupte douanebeambten werden ontslagen tussen 2004 en 2006.
  Daarnaast werd het corrupte examensysteem van de universiteiten hervormd en
  wordt verder actie gevoerd via de media om de corruptie uit Georgië te bannen.
  Voor meer informatie
    over de huidige acties tegen corruptie in Georgië zie ook het heel interessante
  artikel dat IS Magazine hierover schreef.
 
In Georgie

De zatte Georgische militairen die rondstrompelen op de Turks-Georgische 
  grenspost van Sarpi leunen lui tegen het loket zoals ze aan de toog 
  zouden hangen, spuwen af en toe op de grond, roepen machoachtig vanonder 
  hun zwarte zonnebril naar de andere kant van de grenspost om zich dan 
  moeizaam weer in gang te waggelen naar het volgende leunpunt. 
    
  
Ze 
  schudden mij hard de hand, kloppen ruw op mijn schouder en nemen 
  tussendoor een trekje van hun sigaret. Het stempel -en controleerwerk 
  verloopt onverwachts vlot. Van de urenlange ondervragingen die je 
  vroeger moest doorstaan als je hun de 10 dollar fooi niet gunde is nu 
  geen sprake meer. Na een halfuurtje sta ik op Georgische bodem en 
  bemachtig een plekje in een minibus naar Batumi, de hoofdstad van 
  Achara, de Georgische riviera. Het doorleefde asfalt kronkelt zich zwoel 
  door de subtropische hitte van de zwarte zeekust. Weelderig beboste 
  heuvelruggen schokken voorbij terwijl de Zwarte Zee zich in het Westen 
  eindeloos uitstrekt. 
  
  
  In Batumi zijn bijna alle hotels volgestouwd met vluchtelingen uit 
  Abchazie, de autonome Georgische republiek die in een hevige 
  onafhankelijkheidsoorlog is verwikkeld. Wat overblijft zijn overprijsde 
  luxehotels en smerige hokken. Ik neem mijn intrek in een met druivelaars 
  overwoekerd exemplaar van de laatste categorie.
  
  
  
Doodvermoeid van de lange busrit uit Cappadocie, dwaal ik in de richting 
  van de zee. Deze avond ga ik ongetwijfeld extreem vroeg in bed kruipen. 
  In de lange Gamsachoerdiastraat kijken vreemde spahettivormige 
  opschriften me aan. Georgie is de trotse bezitter van een van de 14 
  alfabetten die onze planeet rijk is. Het is een kinderlijk opgewekte 
  verzameling tekentjes die een menukaart verandert in duizenden 
  verdwaalde wormpjes. Af en toe schuren zware mercedessen met geblindeerd 
  glas voorbij. Bijna de helft van de aanwezige auto`s is mercedes, wat 
  duidt op een hoge aanwezigheid van parlementariers, de eigenlijke maffia 
  van het land. President Chevarnadze regeert het land als een dictator 
  met familieleden op de meest strategische posten. Van de populariteit 
  die hij in het Westen opbouwde als minister van buitenlandse zaken van 
  Gorbatchov schiet bij de meeste Georgiers niets over. 
  
  
  
  Het reusachtige keienstrand ziet zwart van de Georgiers die allemaal op 
  elkaar gepakt bij de waterlijn zitten. Ongure gelige onweerswolken 
  werpen een surrealistische schijn over de massa die zich er echter niets 
  van aantrekt. Ze staren me met vragende ogen aan. De mannen zien eruit 
  als eerbiedwaardige Italiaanse monniken met brede achterhoofden, de 
  vrouwen verbergen guitig ronde gezichten onder hun gitzwarte haren. Ik 
  maak kennis met Marika die tolk Duits is en hier met vakantie is samen 
  haar familie uit Tbilisi, de hoofdstad. Ze nodigen me uit als gast. 
  
  
  
Na zonsondergang dwalen we door donkere, met druivelaars overwoekerde 
  steegjes naar hun appartement. Het is ruim en modern, maar ze hebben 
  geen meubels en aan de vele emmers water in de badkamer te zien ook vaak 
  geen stromend water. Hier en daar liggen matrassen op de grond waarop we 
  plaatsnemen omdat er geen stoelen zijn. Enkele leden van de familie 
  halen zakken vol eten en wijn. De vrouwen trekken zich terug in de 
  keuken. In Georgie wordt het rollenpatroon nog sterk gehandhaafd. Als er 
  gasten zijn heeft de vrouw des huizes het vaak zo druk met koken en 
  opdienen dat ze zelf niet kan deelnemen aan de maaltijd. Soso vertelt 
  tot grote hilariteit van de mannen dat hij onlangs een man zag die 
  ruiten waste.
  
  
  
  De tafel wordt volgezet met lekkere gerechtjes die zoals steeds in 
  Georgie bereid zijn met verse kruiden. Temuri ontkurkt trots de wijn. In 
  Georgie speelt wijn een heel belangrijke rol. Er zijn meer dan 150 
  druivensoorten. Georgie zou ook het land zijn waar wijn oorspronkelijk 
  is uitgevonden. Iedere familie brouwt thuis enkele honderden liters per 
  jaar. Overal puilen de wijnbladeren uit de tuintjes. Ook deze familie 
  heeft in hun appartementje in Tbilisi een kamer voorbehouden voor deze 
  heilige vloeistof. In de oogstmaand kopen ze 1000kg druiven die dan maar 
  enkele franken per kilo kosten. 
  
  
  
Dat wijn hier niet zomaar gedronken word merk ik al spoedig. Irakli is 
  aangesteld als Tamada, de toostmeester. Zoals het hoort draagt hij met 
  een lange speech de eerste toost op aan de vrede van alle volkeren en 
  Belgie en Georgie in het bijzonder. Bij het klinken blijkt het geluid 
  van mijn glas niet zuiver en wordt het veronschuldigend omgewisseld 
  zodat het juiste heldere geklingel weerklinkt. Tot mijn spijt moet ik 
  volgens het ritueel de lekkere wijn in een geut achterovergieten. Bij 
  minder belangrijke toosts mag je het glas slechts gedeeltelijk 
  leegdrinken, maar bij de eerste toost zou dit ongehoord zijn. Iedereen 
  klopt zijn glas hard op tafel en onmiddellijk worden ze hervuld. Leila 
  geeft me wat brood om te bekomen. Ondertussen heft Irakli het glas 
  opnieuw ten hemel en spreekt, zoals de traditie het beveelt, een 
  minutenlange toost uit op de familie. En weer kloppen we de lege glazen 
  bijna door de tafel. De vrouwen, die niet meedrinken, houden mij scherp 
  in de gaten. Dronken zijn is heel onbeleefd en ik eet dan ook als een 
  gek brood, kaas, aubergines, tomaten en champignons om het hoofd boven 
  water te houden. 
  
  
  
  
Soso haalt er de gitaar bij en begint zacht te spelen. Even later zijn 
  hij en Irakli in een tweestemmig tonengevecht verwikkeld dat zo typisch 
  is voor de oeroude Georgische liederen. Beiden zingen in een beroemd 
  traditioneel koor en hun samenzang klinkt dan ook schitterend. Enkele 
  ellenlange toostspeeches later zingt de tienkoppige familie in een 
  wirwar van toonhoogtes prachtige melancholische liederen uit alle 
  landsdelen. Ik sta versteld van de levendigheid van hun volkscultuur en 
  zit er verlegen mee in dat ze mij zullen dwingen een scheefgezakte 
  versie van ``hoedje van papier` te brullen.
  
  
  
  
Bij de zesde en belangrijke toost op de overledenen gieten we respectvol 
  wat wijn op de grond. Daarna raken Valeri en Marika verwikkeld in een 
  wervelende dans, waarbij hun handen sierlijk boven het hoofd cirkelen 
  terwijl de stemmen van de rest van de familie in de vochtige hitte 
  verbroederen. Ik raak zelf in de ban van de ongedwongen vrolijkheid van 
  dit huiselijke feest en zing en dans nog tot een gat in de nacht.
  
  
  
  
                  
 
  
  Een Georgische strandvakantie

Het weidse keienstrand van Batumi is nog verlaten als ik om vier uur in 
  de middag heb afgesproken met de Georgische familie die ik gisteren heb 
  leren kennen. Zoals alle Georgiers vinden we het te warm om overdag aan 
  het strand te liggen en strekken ons lui uit onder een schaduwrijke boom 
  in het stadspark. Ze hebben mijn deel van hun middagmaal mee. De 
  Georgische gastvrijheid is werkelijk grenzeloos. Na een dag maak ik al 
  deel uit van de familie, de huissleutel in Tbilisi zal zelfs op mij 
  liggen te wachten bij de buren moesten ze niet thuis zijn. Ondertussen 
  word ik hier in Batumi enorm in de watten gelegd en betalen ze alles 
  voor mij, het is soms een beetje genant.
  
  
    
  
  Vanaf zes uur zakken we samen met massa`s andere Georgiers af naar het 
  reusachtige keienstrand waar iedereen absoluut maximaal op 10m van het 
  water wil liggen. We zitten zo op elkaar geperst dat we op een grote 
  familie lijken. Waterfietsen vechten voor hun leven onder het 
  overgewicht van grote families die ze als drijvend territorium 
  misbruiken. Een jetski, die per minuut wordt verhuurd, schiet 
  vervaarlijk snel tussen de badende menigte, terwijl de bestuurder zijn 
  sigaret probeert brandende te houden. Af en toe stevent een grote 
  plezierboot, luide muziek uitbrakend, af op het strand om temidden van 
  het volk een houten trap met passagiers uit te gooien. Oude vrouwtjes in 
  zwarte gewaden met grote strohoeden kruipen over de kakefonie van 
  veelkleurige parasols en boeitjes terwijl ze vanuit vilten zakken, 
  emmers, kookpotten en ijzeren schalen gebakjes, nootjes, fluorescerend 
  suikerwater en sigaretten verkopen. Achter ons slagen slechts twee 
  gebouwen erin de weelderig groene rust van het stadspark te verstoren. 
  Het zijn twee afgeleefde Sovjet-hotels die nu bevolkt worden door 
  Abchazische vluchtelingen. Hun balkons hangen verborgen onder tonnen was 
  van waartussen wijnbladeren het licht tegemoetkruipen. 
  
  
  
  
Rond 22u zinkt de zon weg en gaat het voltallige strand flaneren rond de 
  grote fonteinen in het park, die voor deze gelegenheid worden 
  aangestoken en veelkleurig verlicht. We slenteren extreem traag en 
  slagen er nog in mensen in te halen. De vele verlichtte eetkraampjes, de 
  langzaam voortbewegende mensenmasse en spelende kinderen stralen een 
  vreedzame rust uit. Gezapig kuierende mensen schenken me een 
  nieuwsgierige glimlach. 
  
  
  
  Terwijl mijn Georgische gastfamilie wat uitrust op een bank, loop ik wat 
  alleen rond en maak een praatje met twee vriendelijke plaatselijke 
  jongelui. Ze proberen verlegen hun povere kennis van het Engels op mij 
  uit in de vorm van de standaardvraagjes die je in zovele landen moet 
  beantwoorden : "Where do you come from ?", "Where do you go ?", "Where 
  do you stay ?". Enkele leden van mijn familie komen er bedrukt kijkend 
  bijstaan en ik voel dat er iets niet in de haak is. Ik neem dan ook snel 
  afscheid en keer terug naar de rest van de familie die in grote staat 
  van paniek verkeert. Ik heb een levensgevaarlijke fout begaan door aan 
  vreemden de naam van mijn hotel te verklappen. Het staat volgens hen 
  vast dat deze twee jongelui behoren tot een gewapende bende en mij 
  vannacht in mijn hotel zullen overvallen.
  
  
  
De noodtoestand is afgekondigd en de hele familie zoekt wild 
  gesticulerend en met bezorgde blikken naar een oplossing voor dit 
  serieuse probleem. Als een van de leden van hun clan verkeer ik nu in 
  groot gevaar en ze zullen door het vuur gaan om mij te redden uit de 
  wreedaardige handen van die onbetrouwbare lui van Batumi. In Tbilisi, 
  waar zij wonen, is het heel normaal en volstrekt ongevaarlijk dat 
  buitenlanders zo worden aangesproken. Hier in Batumi zijn de mensen 
  anders ... Er wonen hier zelfs 40 procent moslims ! En dat zijn per 
  definitie gevaarlijke lui.
  
  
  
Ze besluiten dat ik vannacht onmogelijk in mijn hotel kan blijven en zo 
  spoedig mogelijk naar hun appartement moet geevacueerd worden. Het is 
  zelfs mogelijk dat het nu al te laat is en mijn bezittingen al verdwenen 
  zijn. Hun reactie lijkt mij nogal overdreven xenofobisch, maar de 
  panaroide paniek heeft een zodanige omvang genomen dat ook ik erdoor 
  beinvloed word. Ik beeld me in hoe op dit moment een geblindeerde 
  mercedes in volle vaart de gammele poort van mijn pensionnetje inbeukt 
  en hoe twee met kalashnikovs zwaaiende mannen mijn vuile was die her en 
  der in mijn kamer ligt rond te slingeren bijeenscharrelen en in mijn 
  rugzakje proppen om met schurende banden in de nacht te verdwijnen.
  
  
  Ondertussen hebben de mannen van de familie zich ernstig kijkend als 
  bodyguards om mij heen opgesteld. Irakli zegt dat ik niet bang moet 
  zijn, dat ik bij hen veilig ben. Van tussen de donkere bomen van het 
  park zie ik ongure blikken dreigend mijn richting uitstaren en besluit 
  maar te vluchten met mijn gastfamilie. 
  
  
  
  
We wandelen aan een voor Georgiers ongeevenaard tempo door de 
  onverlichtte straten naar mijn hotel. Irakli, Soso, Valeri en Timuri 
  dekken mijn flanken terwijl ze me hun vuist tonen ten teken dat ze me 
  tot de laatste druppel bloed zullen verdedigen. Duistere ogen volgen 
  ons, weggedoken tussen steegjes. Leila, de familiemoeder, vertrouwt me 
  opgelucht glimlachend toe dat ze de hele nacht niet zou geslapen hebben 
  als ik in dat gevaarlijke hotel zou gebleven zijn. Ze zegt dat ik geen 
  schrik meer moet hebben, dat alles in orde komt. Af en toe kijk ik 
  achterom om te controleren als we niet achtervolgd worden. Enkele oude 
  mannen op een bank beginnen geheimzinnig te fluisteren als we passeren. 
  
  
  
  
Om middernacht bereiken we mijn hotel. Vantussen de druivenbladeren 
  verwelkomt de dikke bazin me met `Salamaleikum Belgia !`. Enkele 
  familielijfwachten begeleiden me naar binnen, de anderen bewaken de 
  ingang. De geblindeerde mercedes moet ergens verloren gereden zijn, want 
  mijn bezittingen liggen onaangeroerd te wachten. Ik scharrel dan maar 
  zelf mijn vuile was bijeen en haast me naar buiten voor het te laat is.
  
  
  
  
We voeren ons vluchttempo nog op in de hoop zo de vermeende 
  achtervolgers te kunnen afschudden. Ik schrik telkens als vanuit het 
  donker vreemde mannen opdagen. Eindelijk bereiken we mijn onderduikadres 
  dat op het einde van oerdonkere steegjes en achter van de zinderende 
  hitte afhangende druivenbladeren verborgen ligt. Het is 1 uur `s nachts, 
  een treffelijk uur voor Georgiers om nog een uitgebreid avondmaal te 
  verorberen. Een uur later vleien we ons voldaan boerend neer op de 
  matrassen. Mijn Anne-Frank-gevoel is ondertussen volledig geweken.
  
  
  
  
We overhalen Timuri om voor ons te zingen. Hij is 20 en operazanger, 
  maar ziet er met zijn T-shirt, jeans, sportschoenen en verlegen babyface 
  allesbehalve zo uit. De tranen springen ons echter in de ogen als hij 
  zijn gouden stem bovenhaalt en die oorverdovend zuiver door de kamer 
  laat galmen. Aan zijn muzikaal talent komt geen einde als hij ook nog 
  zichzelf schitterend begeleidt met de gitaar in een virtuose combinatie 
  van blues, flamenco en klassieke stijl. Onze ogen dromen gelukzalig 
  glimlachend weg naar het eenzame lichtpeertje dat boven ons met moeite 
  de geluidstrillingen overleeft.
  
  
 
  
  De bus naar Svaneti

De Svans zijn een ruig en eigenwijs bergvolk dat woont in een van de 
  buitenwereld afgesloten gebied tegen de flanken van de Caucasus. Om zich 
  tegen de aanvallen van andere stammen te verdedigen bouwden ze vroeger 
  hoge stenen wachttorens aan hun huizen. Deze torenhuizen domineren nu 
  nog steeds de dorpen en stralen zo`n romantische schoonheid uit dat ze 
  door de Unesco tot wereldpatrimonium werden uitgeroepen. Het is een van 
  de mooiste en traditioneelste streken van Georgie, maar ook de 
  gevaarlijkste. Roofovervallen op de zeldzame buitenlanders die zich hier 
  wagen komen vaak voor. 
  
    
    
  
Ik heb dan ook mijn voorzorgen genomen. Meer dan de kleren die ik 
  aanheb, een paar duizend frank en een halfvol dagrugzakje met een pull, 
  een stuk zeep, mijn fototoestel en een fles water zullen ze niet 
  buitmaken. De rest van mijn bezittingen ligt veilig en wel opgeborgen 
  bij vrienden in Kutaisi. 
  
  
  Als het ijs gebroken is veranderen de Svans echter in heel gastvrije 
  mensen. Ik heb 6 uur de tijd om de Svans van het legerbusje dat mij van 
  Zugdidi naar Mestia brengt te transformeren van vijandige overvallers in 
  gastvrije lieden. Op het einde van de rit zullen ze beslissen over mijn 
  lot : ofwel gooien ze mij in het holst van de nacht berooid uit de bus, 
  ofwel nestel ik mij genietend in de warmte van oertraditionele 
  gastvrijheid.
  
  
  
  Na twee uur wachten in de verzengende hitte is het aftands legerbusje 
  nog steeds niet vertrokken. Passagiers zijn er al een hele tijd 
  voldoende, maar de chauffeur ligt gezapig onder een boompje te rusten. 
  Hij denkt dat er misschien nog zakken meel kunnen komen. Sporadisch 
  daagt er uit het niets iemand op die een zak meel in het reeds tot de 
  nok gevulde busje perst. Ik vraag me af waar wij zullen zitten.
  Een paar vrouwen schuilt onder een parasol voor de verschroeiende zon 
  temidden van een dertigtal jerrycans benzine waartussen bokalen olie als 
  honingpotten liggen verspreid. Twee zatlappen zwaaien hun armen om mijn 
  schouders en reutelen met hun ongure adem in mijn oren. Alhoewel er in 
  Svaneti geen hotels zijn en ik dus hopeloos op zoek ben naar een 
  overnachtingsplaats probeer ik me diplomatisch uit hun gebrabbelde 
  uitnodiging om vannacht hun gast te zijn te praten.
  
  
  
  Onverwachts geeft de chauffeur teken dat er waarschijnlijk geen meel 
  meer komt en dat we kunnen vertrekken. We wachten nog een kwartiertje 
  samengepropt tussen de meelzakken in de verstikkende hitte tot hij zijn 
  sigaretje heeft opgerookt terwijl hij van onder de verfrissende schaduw 
  van zijn boompje een praatje maakt met een bekende. Als een van de 
  zatlappen luid roept komt hij tergend langzaam op de bus afgeslenterd en 
  vertrekken we eindelijk. 
  
  
  Ongerust speur ik langs de ruwe verweerde gezichten naar een betrouwbare 
  gastheer. Hier en daar probeer ik voorzichtig en voorlopig zonder 
  succes, een glimlach los te weken. Een van de zatlappen voert in zijn 
  eentje luid gesticulerend een broeierige discussie terwijl de andere 
  zatlap zijn roes uitslaapt. Ik vecht voor mijn leven met de meelzakken 
  die wanhopige pogingen ondernemen om mij te verpletteren.
  
  
  Na een kwartier rijden zitten we alweer te wachten in de brandende zon. 
  Een van de passagiers is de bus uitgeslenterd en slaat een half uur een 
  babbel in de tuin van een vriend terwijl ons zweet uit de bus gutst. Als 
  we tenslotte weer vertrokken zijn blijkt de familie van een andere 
  passagier een eind verder te wonen. Het hele busje staart lui naar een 
  man die een autowrak aan elkaar last terwijl ze op hun dooie gemak een 
  sigaretje opsteken. De agressiefste zatlap neemt mij apart en toont zijn 
  politiebadge in een poging een goede indruk op mij te maken. 
  
  
  Als het busje zich uiteindelijk weer in gang heeft gezet, worden we 
  tegengehouden door een bende gewapende mannen. Het blijkt gelukkig 
  politie te zijn, alhoewel ze er in hun short, blote buik en met 
  Kalashnikov in aanslag eerder als een losgeslagen roversbende uitzien. 
  Zoals alle politie in Georgie eisen ze een fooi en dreigen ermee het 
  rijbewijs van de chauffeur in te trekken. Zoals steeds stappen de 
  passagiers met de beste connecties uit het busje en proberen, sigaretten 
  aanbiedend, een gratis vrijgeleide te onderhandelen, wat de twee 
  zatlappen die zelf politieagenten zijn uiteindelijk ook lukt. 
  
  
  Enkele uren later houden we halt bij enkele houten barakjes. Tot mijn 
  ontreddering zie ik de voltallige bus terugkeren met elk een anderhalve 
  literfles huisgebrouwen vodka. Ik hoop dat het als geschenk voor hun 
  familie dient, want ik heb nu al mijn handen vol met de twee zatlappen 
  die het busje wakkerhouden. 
  
  
  
  Enkele duizenden putten in het wegdek later stoppen we bij een bergbron 
  om ons te verfrissen. De flessen vodka worden grijnzend bovengehaald, 
  tomaat en brood worden versneden en ik sta voor de verscheurende keuze 
  mij asociaal buiten het toosten te houden en zo mijn kans op 
  overnachting definitief te verspelen of dronken te belanden in een 
  gevaarlijke streek. We zijn immers al halverwege en ik heb nog steeds 
  geen uitzicht op een betrouwbare plaats om de nacht door te brengen. 
  Angstig tuur ik naar het melkblauwe meer dat ongerept de groenbeboste 
  heuvels vult terwijl mij een overvol glas vodka in de handen word 
  geduwd. Ik heb weinig keuze en hef onzeker het glas ten hemel en prevel 
  een smekend "Gaumarjos Svaneti ! Belgia !" in een wanhoopspoging hun 
  sympathie te winnen. Om beurten spreekt iemand een toost uit gevolgd 
  door de typische tien minuten uitweidingen en verklaringen die naarmate 
  de fles vordert steeds emotioneler worden. Als de drankvoorraad voor de 
  helft geslonken is kruipen we terug in ons legerbusje. Het toosten gaat 
  echter onverminderd door en dank zij de onwaarschijnlijk hobbelige weg 
  vliegt de vodka naar alle kanten. Enkele Svans beginnen fier hun 
  traditionele meerstemmige liederen te zingen. Hun 4hooooooo4s en 
  4heeeeeeee4s op verschillende toonhoogten verstrengelen tot een feeeriek 
  vibrerende harmonie. Mijn redding volgt als ook ik mij verbroederend 
  waag om ook mijn stem ertussen te gooien. Doorweekt van de vodka zingen 
  we ons vanonder de meelzakken de nacht tegemoet. Het ijs is gebroken en 
  ik krijg nu van alle kanten uitnodigingen toegeworpen. De onguurst 
  uitziende zatlap geeft me met een sluwe grijns het filmrolletje terug 
  dat hij ondanks mijn grote waakzaamheid uit mijn rugzakje wist te 
  stelen. Ook hij nodigt mij uit als gast, waaraan ik beleefd probeer te 
  ontsnappen. 
  
  
  In Mestia lijkt de wereld te vergaan onder een vernietigende zondvloed. 
  Het busje kraakt onder de donderslagen en in het licht van de 
  bliksemschichten herken ik de prachtige contouren van de eeuwenoude Svan 
  torens die spookachtig oplichten tegen de bergwand. De regenvlagen 
  beuken zo genadeloos hard tegen de ramen dat het afleveren van de 
  passagiers bij hun torenhuisjes lijkt op een schipbreuk waarbij af en 
  toe iemand overboord vliegt. De chauffeur manoeuvreert mij echter naar 
  de veilige thuishaven van Oleg, waar ik opgenomen word in de 
  geborgenheid van de Kokurdiani clan. Eenieder die nu nog een haar van 
  mij krenkt haalt de bloedwraak van de Kokurdianis op zijn nek.
  
  
  
 
  
  De bedevaart naar Kala

In het eerste licht van de dag neem ik afscheid van Tsiuri, de lerares 
  Duits van Mestia die me deze nacht gastvrij onderdak bood. Op het 
  centrale plein hebben zich reeds verschillende jeeps en legerbusjes 
  verzameld om de vele pelgrims naar het eenzaam op een heuveltop gelegen 
  kerkje van Kala te brengen, waar op 28 juli de Kvirikoba plaatsvindt, 
  het grootste religieuse feest van Svaneti. Vele Svans uit heel Georgie 
  komen voor die gelegenheid terug naar hun geboortestreek om de familie 
  te herenigen. Gelukkig moeten er ditmaal geen meelzakken mee zodat het 
  busje na een uurtje kan vertrekken. 
  
  
    
  We rijden ruw het ongerept groene voorgebergte tegemoet, steeds verder 
  weg van de bewoonde wereld. Twee oude boeren met traditionele 
  Svanetische bruinwollen hoeden op stoten me aan en roepen opgewonden 
  "Ushba, Ushba !", telkens het busje om de bocht een glimp van de 4700m hoge 
  tweelingpiek kan opvangen. De Ushba is de meest bezongen berg van 
  Svaneti, maar ook de berg waar vele Svanetische alpinisten het leven 
  lieten tijdens pogingen om deze natuurgod te temmen. Het stenen pad dat 
  het busje met de grootste moeite trotseert, slingert zich steeds hoger 
  het gebergte. Af en toe worden we in de zij aangevallen door een wilde 
  rivier waar we ons roekeloos doorheen vechten. In de oude stenen dorpjes 
  die we passeren staren ruige gezichten naar ons busje in de hoop nog een 
  plekje te bemachtigen. Anderen zwoegen zich moeizaam te voet naar het 
  bedevaartsoord. Een reeks jeeps en busjes langs de weg geeft aan dat we 
  onze bestemming hebben bereikt. Hoog op de heuveltop overziet het kleine 
  orthodoxe kerkje de omliggende bergen. Een onophoudelijke stroom 
  pelgrims strompelt door het bos naar boven. 
  
  
  Het eeuwenoude stenen kerkje druipt van de offerkaarsjes die al sinds 
  dageraad tegen haar aan worden gesmolten. Oude vrouwtjes prevelen lange 
  gebeden alvorens eerbiedig ook hun kaarsje toe te voegen. De priester 
  heft aangeboden geld, brood of vodka ten hemel en roept ter zegening de 
  namen van de mensen die op het bijgeleverde briefje staan, waarop de 
  misdienaar enthousiast aan de ijzeren ketting van de klok rukt. Ik stop 
  ook wat geld toe met een briefje "voor de gezondheid van mijn familie en 
  vrienden" en assisteer de kerkvader in het oor fluisterend terwijl hij 
  met opgeheven handen de zegen uitbuldert. Naast het kerkje wordt een 
  competitie steenheffen gehouden. De sterkste Svans uit de omgeving 
  proberen er, de longen uit het lijf schreeuwend, een enorm rotsblok over 
  de schouder te heffen. 
  
  
  Na de middag worden geiten geslacht en verspreid onder het volk nadat 
  hun vlees in een grote pot boven het vuur is gekookt. Flessen, bokalen 
  en jerrycans zelfgebrouwen "vodka" van fruit uit de tuin worden 
  bovengehaald. Drinkhoorns worden gevuld. In de verte hoor ik plots mijn 
  naam roepen. Een man duikt op uit de massa en omhelst me zoals Georgiers 
  doen wanneer ze een goede vriend tegenkomen. Ik hereken Gia, een 
  vriendelijke oude Svan waarmee ik in de bus op weg naar Mestia 
  broederlijk Svanetische volksliederen heb gezongen. Even later speech ik 
  al saluerend met een geitehoorn vodka op het welzijn van zijn aanwezige 
  familie en probeer me gulzig schrokkend door de stapel brood, vlees en 
  bergkaas die ze voor me hebben gelegd te worstelen. Met een smoes 
  ontsnap ik aan de snel op elkaar volgende toosts om het heiligste moment 
  van de ceremonie bij te wonen, het buitendragen van de vlag van de 
  heilige. De meeste families zijn echter te diep verzonken in de vodka en 
  melancholische gezangen waarvan flarden vanuit hun piknikplaatsen in het 
  bos mijn richting uitwaaien om voor de vlag nog naar het kerkje terug te 
  keren. Ondertussen ben ik als gast uitgenodigd bij de Ratianis in 
  Ushguli en na de obligate toosts op vrede en familie hobbelt onze jeep 
  langs ruige afgronden huiswaarts.
  
  
  
 
  
  Ushguli

Ushguli is een dorp van een sprookjesachtige schoonheid. Van tussen de 
  rondscharrelende varkens en koeien verheffen zich feeeriek de duizend 
  jaar oude torenhuizen temidden van groene heuvels waartussen een 
  kraakhelder riviertje kronkelt. Ik sta oog in oog met de machtige witte 
  flanken van de Skhara berg, die met zijn 5200 meter hoogte indrukwekkend 
  boven het op 2200 meter hoogte gelegen dorp uittorent. Achter deze muur 
  van steen en sneeuw ligt de Russische republiek Kabardino-Balkarie.
  
    
    
  
  De Ratianis overladen mij met gastvrijheid en lekker eten. Terwijl ik 
  mij te goed doe aan zoute bergkaas, karnemelk met koriander, gebraden 
  aubergines met nootjes, gekruide wilde champignons, varkensvet 
  gemarineerd in de look, witte kaas met verse bosbessen en verfrissend 
  bereid geitevlees met verse kruiden uit de tuin, bakt mijn gastvrouwe in 
  de houtoven Khajapuri, brood gevuld met aardappelen en kaas. Het 
  voedsel is volledig afkomstig van eigen bodem, de dichtstbijzijnde 
  winkel bevindt zich op 4 uur rijden over stenige paden hiervandaan. Na 
  een storm is soms een gedeelte van het pad weggespoeld zodat het dorp 
  volledig van de buitenwereld afgesloten is en per paard dient bevoorraad 
  te worden. Water is er gelukkig bij overvloed. Overal ontspringen 
  bronnen met zuiver water. De dorpsbewoners smaken het verschil tussen 
  elke bron en gieten regelmatig mijn drinkpul leeg als we een betere bron 
  passeren. Mijn afgestompte Westerse smaakpapillen bemerken echter geen 
  verschil. Het toilet is een houten hok in de tuin met een gat in de 
  planken vloer waaronder een snelstromend riviertje voor continue 
  spoeling zorgt. Een stukgescheurd boekje met Georgische letterkrulletjes 
  ligt er bang te wachten in een tinnen bakje.
  
  
  
Terwijl Dato een gebarsten ophanging van zijn Russchische jeep vastlast, 
  ga ik een kijkje nemen met zijn tienjarig zoontje vanop het 
  uitzichtspunt bovenaan het dorp. Van daaruit kunnen we blijkbaar geen 
  kanten meer uit, want overal waar ik wijs schudt het mannetje zijn hoofd 
  en zegt "Eto trolleebi, eto paf-paf" waarna hij met zijn hand doet 
  alsof hij in een geut een ganse fles vodka binnengiet. Blijkbaar is het 
  dorp omsingeld door gevaarlijke zatlappen met kalashnikovs. Het mannetje 
  beweert dat we 's morgens wel het dorp uitraken omdat de trolleebi's dan 
  hun roes uitslapen. Als we opschrikken van een paar geweersalvo's dring 
  ik niet verder aan. Ushguli is een dorp van beer en bokkenjagers en 
  bijna ieder gezin verbergt een kalashnikov naast hun gewone jachtwapens. 
  Al eeuwen zijn de Svans verliefd op wapens. Een dolk is het mooiste 
  geschenk dat je een Svan kunt geven. 
  
  
  
  
Als Dato's wagen weer aan elkaar hangt vertrekken we voor een wandeling 
  langs de 30 torenhuisjes die genesteld liggen tussen de pooien van 
  rijkelijk beboste heuvels. In een van de steenoude torens huist het 
  ethnografisch museum. Het is eerder een heiligdom van de voorvaderen 
  waar de wispelturige conservator maar enkele malen per jaar bezoekers 
  toestaat. Als gast van de Ratianis mag ik van deze eer genieten. Enkele 
  dorpelingen wachten gretig met mij op het eerbiedig openen van de vele 
  hangsloten. Binnen steken we zwijgzaam een slank bidkaarsje op dat we 
  respectvol voor de eeuwenoude houten kruisen kleven. Ik heb de techniek 
  van het kleven van een flinterdun kaarsje op steen nog niet beet en 
  vrees ervoor dat mijn kaarsje bij het omvallen de hele voorvaderlijke 
  erfenis in lichterlaaie zal zetten.
  
  
  
  
Via een vervallen stenen trap kruipen we naar de eerste verdieping die 
  met een valluik en hangsloten afgesloten is. De donkere stoffige ruimte 
  is gevuld met prachtig geornomenteerde ikonen. De conservator prevelt 
  vanonder zijn grauwbruine Svan-hoed eerbiedige uitleg in het Svanetisch 
  terwijl hij langzaam met zijn bidkaarsje over de fijngesculpteerde 
  gezichten van de heiligen zweeft. De dorpelingen luisteren met grote 
  ogen naar deze mondelinge overlevering van de dorpsgeschiedenis. Vier 
  bidkaarsjes later en na nog een valluik met hangsloten te hebben 
  overmeesterd, hangen we boven met kaarsvet bevlekte glazen bakken die 
  gevuld zijn met oude wijnhoorns en juwelen. Ik gluur door een van de 
  schietgaten van de toren en droom genietend weg bij de onaardse 
  schoonheid van dit stukje Caucasus. 
  
  
  
 
  
  Hotel Kakheti

Eens schitterde Gastinjitse Kakheti trots boven de uitgestrekte wijnvelden van Telavi. Nu staan de afgebrokkelde neonletters op het dak van dit ex-Inturist Sovjethotel symbool voor haar eigen aftakeling en het verval van de hele Georgische toeristenindustrie, die in de jaren 80 nog op 10 miljoen Sovjet-bezoekers per jaar kon rekenen.
    
    
  
De concierge opent de hangsloten van het traliehek van zijn vermolmd kantoortje en noteert onder het bibberende licht van een kaarsvlammetje mijn paspoortgegevens. Hij schenkt me een van de flessen water die vanop zijn bureautje geduldig wachten op eventuele toeristen. Dit is mijn waterrantsoen voor vannacht, stromend water is er niet. Hiermee ga ik mij wassen, het toilet doorspoelen, mijn tanden poetsen en mijn dorst lessen. 
  
  
  
Kreunend zwoeg ik even later met mijn zware rugzak in het spoor van de oude man de trappen op langs acht afgebladderde verdiepingen met Abchazische vluchtelingen. De druktoetsen, houten deuren en andere onderdelen van de lift hebben al enige tijd een nieuw leven gevonden in hun woonkamers. De houten trapleuning, waaraan ik mij graag had omhooggetrokken, sneuvelde in het haardvuur enkele barre winters geleden. 
  
  
  De trap naar de 9de verdieping, de toeristenverdieping, is afgeschermd met een robuust traliehek waarvan de grijsaard, luid met zijn sleutels klingelend, de hangsloten verwijdert. Vanaf hier is de trap iets minder vervallen en zijn de houten tussendeuren nog niet volledig gedemonteerd. Ik krijg een kamer in het midden van de lange donkere gang, alhoewel dat waarschijnlijk geen rol speelt want ik ben zo te zien de enige gast. 
  
  
  
Omdat er geen elektriciteit is en ik mijn zaklamp heb weggegeven aan een gastgezin, schenkt hij mij vrijgevig een doosje met 10 stekjes. Aan 2 verdiepingen per stekje, heb ik hiermee voldoende om vanavond nog iets te eten in het stadje en nog 2 stekjes over te houden om het sleutelgat en mijn bed te vinden. 
  
  
  
  Vanaf mijn balkon geniet ik van de ondergaande zon die een krachtige gelige schijn werpt op de omliggende wijnvelden. Ongegeneerd gluur ik in de balkons van de vluchtelingen onder mij. Ze hebben zich kennelijk goed georganiseerd en hijsen vlijtig zakken eten en jerrycans water en wijn met katrollen naar boven. Sommige balkons zijn omgebouwd tot een klein boerentuintje met een rustiek stapeltje hout, wat ambachtelijk gereedschap en een rommelige collectie groentjes omkransd door vrolijke druivelaars. Vuilnis wordt netjes naar beneden gezwierd in de richting van de stapel in de hoek van het gebouw. 
  
  
  
Als ik `s avonds terugkeer van een duistere dwaaltocht door onverlichte straten, bemerk ik in het schijnsel van mijn 9de stekje (er was een technisch probleem met het 5de stekje) dat het ijzeren hek naar mijn prive-verdieping, dat ik discreet had dichtgeduwd, volledig open staat. Angstig sluip ik in het donker naar boven, klaar om een eventuele onaangename verwelkoming van deze onverwachte bezoeker in ontvangst te nemen. In mijn pikdonkere kamer ziet alles er echter normaal uit en ik ga dan ook met een gerust gemoed slapen. Vermoedelijk kwamen ze enkel wat extra brandhout sprokkelen op mijn nog ongerepte verdieping. 
  
  
 
  
  De Georgische politie
Dat de Georgische politie allesbehalve je vriend is merk ik al spoedig. 
  In Lentekhi, een bergdorp in Svaneti, waar ik in een houten 
  winkelbarakje met mijn nieuw gastgezin kennismaak, duikt plots een 
  agressieve dronken man op. Met zijn zatte adem spuwt hij de woorden 
  `document !` in mijn gezicht. Hij blijkt ondanks zijn uniformloze 
  verschijning en belabberde toestand een politieagent te zijn. Ik was er 
  door Georgiers voor gewaarschuwd nooit te spreken met de politie, maar 
  hier lijkt enige mondelinge uitwisseling onvermijdelijk. Ik voel me wat 
  verlegen voor de problemen die ik mijn gastfamilie op de nek haal 
  terwijl ze tevergeefs met een heftige discussie pogen mij van de 
  deportatie naar het politiekantoor te redden. De man van de wet heeft 
  echter geld geroken, een eventuele buit die kan omgezet worden in zoveel 
  flessen vodka dat zijn bloeddoorlopen ogen tollen bij de gedachte. Lui 
  slenterend volg ik even later zijn waggelend spoor naar het 
  politiekantoor.    
    
  
Daar onderwerpt hij mij, met de lispelende hulp van zijn al even 
  geldhongerige collega`s, aan een agressief gebrabbeld kruisverhoor, in 
  de hoop dat ik spoedig met de centen over tafel kom. In dit kolderspel 
  vertolk ik echter de rol van naove doofstomme zodat ik hen al spoedig 
  eindeloos verveel. Veel interessanter blijken immers de fonkelende 
  hologrammen van de vele visa in mijn paspoort, waarmee ze zich het 
  volgende uur bezighouden, als kinderen gebogen over een nieuw kleurrijk 
  sprookjesboek. Als ze voor de zoveelste maal het watermerk van koning 
  Albert in het vale licht van een lamppeertje bewonderen, vliegt de 
  moeder van mijn gastgezin binnen, grijpt mijn paspoort als bij 
  ongehoorzame kwajongens uit hun beteuterde handen en leidt mij kordaat 
  aan de hand naar buiten.
  
  
  
  
Voor de Georgiers die een wagen hebben zijn dergelijke confrontaties 
  vaak dagelijkse kost. Het merendeel van de politieagenten vult immers 
  zijn dagen door lui over hun Lada`s te hangen met hun fluitje in aanslag 
  terwijl ze over de weg turen naar een aanrijdende prooi, klaar om een 
  fooi af te persen. Bij het horen van het schrille fluitgeluid weerklinkt 
  dan een geergerde vloek van het slachtoffer, die remt en met tegenzin in 
  de richting van de agenten slentert. Hij schudt er vals-nederig de hand 
  en biedt een sigaretje aan in de hoop dat de arm der wet enkel zin heeft 
  in een trekje nicotine. Daarna ontspint zich een 
  gemaakt-vriendschappelijk gesprek waarbij de chauffeur angstvallig 
  speurt naar gemeenschappelijke kennisen die hem uit zijn netelige 
  positie kunnen redden. Als na een kwartier de situatie uitzichtloos is, 
  rest hem niets anders dan het blauwe mannetje zijn 75 frank (een tiende 
  van een gemiddeld maandloon) fooi te schenken, zoniet wordt omwille van 
  een verzonnen overtreding zijn rijbewijs ingetrokken. 
  
  
  
  
Door deze winstgevende nevenactiviteiten is politieman in Georgie een 
  felgegeerde job, die je mits de nodige connecties kunt kopen voor 5000 
  dollar.
  
  
  
  
Op hoger niveau werkt de politie naarstig samen met de oppermachtige 
  Georgische maffia, waardoor de fooien nog een stuk lucratiever zijn. Er 
  wordt dan ook weinig ondernomen tegen de ontvoeringen van Libanese 
  zakenlui door de maffia, zodat de familie van een van deze ontvoerde 
  zakenmannen de toevlucht nam tot reusachtige publiciteitsborden in heel 
  Tbilisi met daarop een enorme foto van hun familielid en eronder de rode 
  letters `Kidnapped on 7 june 2001`. Een andere Libanese zakenman die ik 
  ontmoette werd vrijgelaten na betaling van 50.000 dollar losgeld. Hij 
  was na 7 jaar Georgie erg verbolgen vooral ook over het feit dat zijn 
  zakenpartner, die hij als sluwe Libanees bij de maffia zelf koos om de 
  smeergelden te ontwijken, zijn ontvoering niet kon voorkomen omdat het 
  om een concurrerende maffiabende ging. 
  
  
  
  
  Op het hoogste niveau houdt ook het parlement de hand koesterend boven 
  het hoofd van de maffia zodat ook zij met zware Mercedessen 600SEL 
  kunnen rondcrossen in een land waar het merendeel van de bevolking 
  minder dan 1000 frank per maand verdienen. 
  
  
  
  
Chevarnadze, de Georgische president, die in de jaren 80 als rechterhand 
  van Gorbatjov een einde maakte aan de koude oorlog en de hereniging van 
  Duitsland toeliet, wordt door de VS en Duitsland daarom nog steeds op 
  handen gedragen. De VS schenkt na Israel en Egypte de meeste 
  ontwikkelingssteun aan Georgie, ondermeer om het land uit de handen van 
  de Russen te houden. Aan de uiteenvallende wegen, dagelijkse 
  stroompannes, stilliggende fabrieken, defecte waterleidingen en armoede 
  van de bevolking te zien komt dit geld duidelijk terecht in de reeds 
  overvolle zakken van enkele vertrouwelingen rond Chevarnadze. 
  
  Terugblik op een maand Georgie
Mijn tweede maand Georgie op minder dan een jaar tijd zit er op. 
  Tot mijn blijdschap kon ik uit de kleine veranderingen vaststellen dat het in Georgie alweer een stuk beter gaat dan vorig jaar in augustus. Er worden eindelijk wat wegenwerken uitgevoerd, verroeste buswrakken zijn vervangen door moderne luxecoaches en sommige van de gastfamilies die ik opnieuw bezocht hebben na jaren werkloosheid een job gevonden. En binnenkort lijken ook grote veranderingen op komst in het parlement. In de gemeenteraadsverkiezingen van volgende week zal de partij van Chevarnadze wellicht de grote verliezer zijn.
  Vrijdag steek ik met de boot de Zwarte zee over naar Sochi, aan de Russische riviera. Vanop de achtersteven zal ik met weemoed afscheid nemen van dit schitterende Georgie met zijn oeroude tradities, warme gastvrijheid en eeuwig feestende bevolking.
  
  
29 mei 2002 vanuit Poti, Georgie
  
  
  
  
  
  Georgisch Pasen

Na een week samen met een Amerikaans diaspora-koppel te hebben gezworven door de lyrisch groene heuvels van Lori, op zoek naar eenzame Armeense kerkjes, ben ik doorgereisd naar Georgie. 
  In Tbilisi onthaalde de familie waar ik ook vorig jaar verbleef me met die uitbundige Georgische gastvrijheid, een reusachtig feestmaal en vele liters wijn. 
  Gisteren was het Orthodox Pasen, een groot feest in Georgie. De hele zaterdagnacht heb ik doorgebracht in de Sioni kathedraal in het gezelschap van Georgische zangers, duizenden gelovigen en de vlammetjes van ontelbare kaarsjes. Op Pasen zijn we met de hele familie, twee grote knapzakken en een tiental liter wijn naar het kerkhof getrokken. In het grafperkje van de grootouders herdachten we de doden met 15 toasts waarvan we nu en dan een klik over het graf naast ons gooiden zodat bomma en bompa in de hemel ook zouden kunnen meegenieten. Het hele kerkhof was getransformeerd in een reusachtig spontaan openluchtrestaurant vol piknikkende en drinkende families tussen de graven. 
  Nog nooit ben ik zo zat van een kerkhofbezoek thuisgekomen. 
  
  
6 mei 2002 vanuit Tbilisi, Georgie
  
  
  
  
  
  
Reisgids en Foto's Georgie
Praktische 
reis informatie over reizen naar Georgie, accommodatie, bezienswaardigheden, transport en grensovergangen vind je in de 
Reisgids Georgie
    
    Fotografie met photos uit Georgia vind je op de fotopagina 
Foto's uit Georgie.